Tijdlijn 1:
‘Oma, wilt u nog eens over vroeger vertellen?’
‘Natuurlijk, kind. Je wilt weten hoe het was vóór de Great Reset, hè?’
‘Ja. Is het waar dat jullie toen dieren hadden die bij jullie in huis woonden?’
‘Dat klopt, schat. Dat waren onze huisdieren. We hadden honden en katten die gewoon losliepen in huis. Sommige mensen hadden konijnen, hamsters en cavia’s in hokken.’
‘Maar was dat niet heel vies en gevaarlijk, oma?’
‘Nou en of! Al die beesten zaten onder de vlooien en viezigheid. De honden stonken vreselijk en ze vielen zomaar mensen aan – vooral kinderen.’
‘Brrrr.’
‘De katten brachten dode vogeltjes en muizen mee naar binnen en legden ze op het hoofdkussen van hun baasjes, als een cadeautje. Hele gemene beesten waren het. Maar om de een of andere reden hielden de mensen zielsveel van hun huisdieren en vonden ze het niet erg dat ze vol vlooien en ander ongedierte zaten. Ze knuffelden er eindeloos mee en soms sliepen de dieren zelfs in bed bij de mensen.’
‘Echt, oma? En werden de mensen dan ziek?’
‘Ja, doodziek. Het is maar goed dat we nu geen huisdieren meer hebben.’
‘En aten de mensen hun huisdieren ook op?’
‘Nou, de honden en katten meestal niet, want dat vonden ze zielig. Die begroeven ze in de tuin, wat heel onhygiënisch was, want dat ging natuurlijk vreselijk rotten en stinken.’
‘He bah, oma.’
‘Ja, ik weet het, schat. Maar goed, mensen aten in die tijd wel vlees, maar vooral kippen, koeien, varkens en paarden. En wilde konijnen, maar dat waren geen huisdieren. En sommige paarden waren juist wel weer huisdieren, maar die liepen dan niet los in huis, maar stonden in een stal. Kijk, hier is een plaatje van hoe die dieren eruitzagen.’
‘Ik vind ze er best lief uitzien.’
‘Schijn bedriegt, schat. Schijn bedriegt. Het was een vreselijke tijd. Niet alleen verspreidden al die dieren vreselijke ziektes, maar de mensen aten destijds zoveel vlees dat ze miljoenen dieren fokten in vleesfabrieken. Die dieren leden vreselijk en werden op een gruwelijke manier afgemaakt.’
‘Maar u zei net dat mensen van dieren hielden!’
‘Nee kind, alleen van hun huisdieren, maar niet van de dieren die ze fokten om op te eten. De mensen van toen waren erg in de war, weet je. Ze aten zoveel vlees dat ze er ziek van werden. De vleesfabrieken produceerden zoveel CO2 dat de lucht voortdurend verduisterd was en de mensen bijna niet meer konden ademhalen. Het rook overal naar zwavel. Gelukkig kwam toen de Great Reset. Al het vee werd geruimd en moedige soldaten vingen alle huisdieren, met gevaar voor eigen leven. Sommige soldaten werden doodgebeten, zo agressief waren die beesten, maar uiteindelijk lukte het. Alle dieren kregen een humaan en pijnloos spuitje, net zoals wij als we klaar zijn met leven, en het probleem was opgelost.’
‘Maar kregen de mensen toen niet heel erge honger?’
‘Nee hoor. We aten voedsel dat uit de grond kwam en dat we van de bomen plukten. Groente en fruit heette dat.’
‘Hoe kan dat nou? Was dat niet heel vies?’
‘Nou, het smaakte best lekker, maar het was inderdaad heel vies, want het eten zat vol bacteriën, schimmels en wormen en was vaak aangevreten door slakken en ander ongedierte, waar het toen nog van krioelde. Als je niet uitkeek, had je zo een worm of pissebed in je mond.’
‘Een pissebed? Wat is dat, oma?’
‘Dat is ongedierte, schat. Gelukkig bestaan ze nu niet meer. Kijk, hoe lelijk.’
‘Ja, echt. Maar waarom heetten ze pissebed?’
‘Ach kind, dat was bijgeloof. De mensen geloofden dat kinderen niet in bed plasten als ze een paar pissebedden mee naar bed namen, en dat oude mensen juist beter gingen plassen als ze een paar pissebedden opaten. Zo vies! Maar wat nog veel erger was, was dat mensen ook voedsel in fabrieken gingen kweken en er heel veel gif op spoten, zodat het er mooi uitzag en het leek alsof het rijp was, terwijl dat niet zo was.’
‘Echt? Spoten de mensen vergif op hun eigen eten?’
‘Ja schat, ze waren zo in de war dat ze hun eigen grond en voedsel vergiftigden. Gelukkig hoeven we nu geen dieren meer te eten en hoeven we ons voedsel niet uit de grond te halen of van de bomen te plukken. Het leven is nu zoveel eenvoudiger. Ons labvoedsel is voedzaam en hygiënisch.’
‘Maar het is niet zo lekker, oma.’
‘Daar gaat het niet om, liefje. Dat dachten wij vroeger ook, maar voedsel hoeft niet lekker te zijn. Als het maar voedzaam is, geen ziektekiemen bevat en de aarde niet belast. Weet je dat vroeger heel veel mensen zo dik werden van lekker eten dat ze van binnenuit openscheurden en stierven?’
‘Nee, dat wist ik niet, oma. En de mensen gingen ook gewoon naar buiten, hè?’
‘Jazeker! En dat terwijl het levensgevaarlijk was. Mensen hadden gewoon geen respect voor het leven. Ze gingen naar buiten zonder masker en beschermende kleding. Ze ademden gewoon de buitenlucht in, terwijl de lucht vervuild was door CO2 van het vee en de uitlaatgassen van hun auto’s, waarmee ze iedere dag uren in de file stonden. Je weet wat auto’s en files zijn, hè?’
‘Ja.’
‘Ze vergiftigden zichzelf en de aarde, maar al vielen de mensen bij bosjes dood neer op straat, ze wilden toch de vrijheid om naar buiten te gaan wanneer ze maar wilden. Vrijheid, wat een ellende. Gelukkig kwam toen de Great Reset. Auto’s werden verboden, niet alleen vanwege de uitlaatgassen, maar ook omdat mensen zichzelf en anderen vaak gewoon doodreden als ze dronken waren of tijdens het rijden met hun telefoon zaten te spelen. Kun je het je voorstellen, hoe onverantwoordelijk de mensen toen waren?’
‘Nee. Wat was het leven toen gevaarlijk, zeg. Maar oma, kunt u nog een keer vertellen over hoe jullie toen kinderen kregen?’
‘Nou vooruit, kind, al heb ik het daar liever niet over.’
‘U heeft het ook meegemaakt, hè? Mama is zo geboren, toch?’
‘Ja kind, ik wist toen niet beter. Iedereen kreeg zo kinderen. Nou ja, alleen de vrouwen. Een kind groeide in je buik, waardoor je buik opzwol, je je continu misselijk voelde en je bijna niet kon lopen, en als het volgroeid was moest je het zelf uit je lichaam persen.’
‘Hoe dan, oma?’
‘Er zat een gat tussen de benen van de vrouw waar het kind meestal net doorheen kon, maar het deed vreselijk pijn en vaak bloedde de vrouw dood tijdens de bevalling, of de baby stikte omdat het te lang duurde. Een andere manier die ze toen vaak toepasten was ook barbaars: met een mes sneden ze de buik van de moeder open en dan trokken ze het kind er gewoon uit.’
‘Ging het bij u ook zo, oma?’
‘Nee kind, bij mij kwam het door het gat tussen mijn benen. Ik dacht dat ik doodging van de pijn, maar gelukkig heb ik het overleefd, en je moeder ook. Ik ben dankbaar dat geen enkele vrouw dat ooit nog mee hoeft te maken. De manier waarop jij gemaakt bent is zoveel beter. Jij groeide veilig in de incubator en werd vanaf het begin tot het einde van je rijping in de gaten gehouden door de machines die voor je zorgden. En toen je lichaampje klaar was werd je door de machines heel voorzichtig uit de incubator gehaald, zonder pijn en gevaar, kreeg je kleertjes aan en konden je ouders je komen halen.’
‘Maar oma, hoe kwam die baby dan in de buik vroeger? Toen wisten ze toch nog niet hoe ze een embryo konden maken?’
‘Kind, wat stel je een moeilijke vragen. Je gelooft het niet, maar in die tijd moesten een man en een vrouw seks hebben om een kind te maken.’
‘Wat is seks, oma?’
‘Een man had een uitsteeksel waarmee hij zaad in de opening van de vrouw bracht, en de vrouw had zonder het te weten een kant en klaar eitje in haar lichaam, waardoor het embryo vanzelf ontstond. Dat was zeker niet zonder gevaar, want maar al te vaak werd er een mismaakt kind geboren, met twee hoofden, teveel tenen of geen armen, of een kind dat heel dom of lelijk was. Dat kwam omdat de mensen toen geen idee hadden hoe ze een kind konden maken dat precies naar wens was, zoals nu. Fijn hè, kind, om te weten dat jij precies bent wat je ouders wensten.’
‘Maar oma, was mama dan niet wat u zich wenste?’
‘Genoeg gepraat, kind. Het laatste stuk van dit gesprek wis ik uit je geheugen, want dat hoef je allemaal niet te weten. Ik hoop niet dat je ernaar blijft vragen. Je bent veel te nieuwsgierig. En nu is het tijd voor je slaappil. Welterusten.’
Tijdlijn 2:
‘Oma, wilt u nog eens over de Great Reset vertellen?’
‘Natuurlijk, kind. Je wilt weten hoe het was vóór de Great Reset, hè?’
‘Ja. Is het echt waar dat jullie toen dieren hadden die bij jullie in huis woonden?’
‘Jazeker, schat. We hadden honden en katten, en cavia’s en hamsters en konijntjes, en sommige mensen hadden parkieten en soms zelfs een papegaai. Sommige vogels konden zelfs een beetje praten! We waren dol op onze dieren, we gaven ze een een naam, we knuffelden en speelden met ze en ze bleven hun hele leven bij ons. Ze leefden korter dan wij en als ze van ouderdom stierven, waren we heel verdrietig. Jij hebt nog nooit een dier gezien, hè? Dat is echt jammer voor je.’
‘Wat bedoelt u met ‘van ouderdom sterven’, oma?’
‘Ach kind, dat weet je niet, natuurlijk. Vroeger stierven dieren en mensen van ouderdom, wat betekent dat we de natuur haar gang lieten gaan en de dood altijd een verrassing was. Niemand wist precies wanneer hij dood zou gaan en eigenlijk was dat heel fijn.’
‘Maar het is toch heel naar om oud te zijn, oma?’
‘Nee hoor. Mijn oma was vroeger stokoud, wel 20 jaar ouder dan we nu worden. Haar handen trilden en ze was zo doof dat we altijd alles in haar oor moesten schreeuwen, en dan nog zei ze: ‘Watte?’ Daar moesten we altijd heel erg om lachen. Mensen krijgen sinds de Great Reset op hun 65e verjaardag een spuitje omdat Nutteloze Eters verboden zijn, niet omdat het zo vreselijk is om oud te zijn.’
‘Waarom zijn er nu geen dieren meer, oma?’
‘Ach kind, dat weet ik nog goed. Het was vreselijk. Op een dag trokken soldaten door de straten en bonsden ze op iedere deur. We moesten allemaal onze huisdieren afstaan. Als je je verzette dan sloegen ze met knuppels je hond of kat voor je ogen dood, dus de meeste mensen gaven hun dieren mee. Wij hadden een klein hondje, Luna. Ze was al heel oud. Ik was pas zes jaar en ik begreep niet waarom we ons hondje aan die mannen moesten geven, maar mijn moeder nam me mee naar de keuken, terwijl mijn vader Luna aan de soldaten gaf. Ik heb haar nooit meer teruggezien.’
‘Hebben ze haar opgegeten, oma?’
‘Ik denk het niet, schat. Mensen aten toen wel vlees, maar geen huisdieren, zelfs de soldaten van de Great Reset niet. Maar toen de grote opruiming voorbij was, waren er geen dieren meer en ik heb er nooit meer een gezien.’
‘Maar wat voor vlees aten de mensen toen dan, oma?’
‘We aten het vlees van koeien, kippen, varkens en nog een paar andere dieren. We aten ook vis, die we uit de zee vingen. De zeeën zaten toen nog vol vis. Kijk, hier zie je plaatjes van hoe het vee eruitzag.’
‘Wat een mooie dieren, oma. Ik begrijp niet hoe u die kon opeten.’
‘Dat was toen heel gewoon, schat. Het smaakte heerlijk. Als ik alleen al aan de geur van gebraden vlees denk, loopt het water me in de mond. Die voedzame, hygiënische labbagger die we nu eten, vind ik niet te vreten. Maar goed, kort nadat de huisdieren allemaal afgemaakt waren, werd ook de veestapel geruimd en toen was het voorbij. Nu eten we kunstmatig voedsel zonder smaak.
‘Wat vond u het allerlekkerste eten, oma?’
‘Ach kind, het was allemaal heerlijk. Het vlees, de groenten en het fruit. Hoe graag zou ik nog eens een sappige appel eten, of een rijpe perzik, of gekookte aardappels. Onze tuin stond vol groente en we plukten het fruit rechtstreeks van de boom. Daarnaast waren er overal winkels waar je kon kiezen uit honderden verschillende voedingsmiddelen. Eten was vroeger een groot feest. Er waren restaurants waar je heerlijk kon eten, maar we hadden ook allemaal onze eigen keuken waar we konden maken wat we wilden. En wist je dat ieder land zijn eigen speciale gerechten had? Families aten iedere dag samen en genoten van het eten en het samenzijn. Och schat, de geur van vers brood, de smaak van groentesoep of een gebakken eitje, ik wou dat je het kon proeven. Ik mis het nog iedere dag.’
‘Maar wat vond u nou het lekkerste, oma?’
‘Als ik nu mocht kiezen, dan zou ik kiezen voor Indiase curry, schat. Daar kun je me ’s nachts voor wakker maken.’
‘Echt, oma?’
‘Jazeker! Alleen denk ik niet dat we het ooit nog zullen proeven.’
‘Is het waar dat de mensen vroeger zonder masker en beschermende kleding naar buiten gingen, oma?’
‘Jazeker, schat. Vroeger was de lucht schoon en fris, was er een stralend blauwe hemel en scheen de zon uitbundig. Toen er nog seizoenen waren, was het soms heel warm en soms heel koud. Vaak regende het en dan rook alles heerlijk. Als het koud was, deden we warme kleren aan en een muts op. Soms bonden we schoenen met ijzeren beugels om onze voeten en gingen we op het bevroren water schaatsen. Als het warm was gingen we bijna in ons blootje in de zon liggen, in de zee zwemmen of liepen we op blote voeten over het gras.’
‘Maar was dat niet heel gevaarlijk, oma?’
‘Welnee, kind. Het was gezond en weldadig. Pas toen de Great Reset begon en ze opzettelijk de lucht, het water en de grond vergiftigden, werden mensen ziek als ze naar buiten gingen. Zo konden ze de mensen bang maken, zodat ze binnen bleven. En nu, 50 jaar later, zijn de meeste mensen er zo aan gewend dat ze niet beter weten. Alleen de opa’s en oma’s die nog leven weten het nog, maar daar luistert niemand naar.’
‘Ik luister wel, hoor oma.’
‘Ja schat, jij luistert wel en dat vind ik heel fijn.’
‘Mag ik nog iets vragen, oma?’
‘Natuurlijk kind, je mag me alles vragen.’
‘Hoe werden toen de kinderen geboren?’
‘Oh, dat was heel anders dan nu! Het was een wonder van de natuur, een groot geschenk. Toen waren er nog twee soorten mensen: mannen en vrouwen. Omdat ze zo verschillend waren, werden ze onweerstaanbaar tot elkaar aangetrokken. Wij noemden dat verliefd en dat was een heerlijk gevoel. Als een man en een vrouw een relatie kregen en met elkaar gingen vrijen, dan opende er een portaal in de buik van de vrouw en daar kon dan een kind doorheen komen.’
‘Wat is vrijen, oma?’
‘Ach kind, het spijt me, dat weet je natuurlijk niet. Vrijen wilde zeggen dat de lichamen van het verliefde stelletje zo dichtbij elkaar kwamen dat ze een ogenblik met elkaar versmolten. Die versmelting was de vonk voor het portaal om zich te openen. Ik kan je zeggen, dat gevoel was nog beter dan eten of buiten in de zon lopen.’
‘Ik snap het niet, oma.’
‘Nee schat, dat begrijp ik. Je kunt het nergens mee vergelijken, omdat al deze dingen sinds de Great Reset verdwenen zijn. Controle en veiligheid zijn nu de norm en niet langer geluk en zingeving, zoals vroeger. Intense gevoelens zijn verboden en daarom mag jij niets meer doen of zien dat intense gevoelens oproept. Dat wij nu dit gesprek hebben, is eigenlijk ook verboden. Spannend, hè?’
‘Maar ik voel wel iets, oma.’
‘Wat voel je dan, schat?’
‘Ik weet het niet precies. Het is een warm gevoel in mijn borstkas, maar het doet ook een beetje pijn. En ik heb een brok in mijn keel en ik moet steeds zuchten, en er komt water uit mijn ogen.’
‘Ach schat, wat fijn. Je hebt het nog steeds in je. Weet je hoe wij dit gevoel vroeger noemden? Heimwee. Je hebt heimwee, schat. Je hebt heimwee naar het echte leven. En laat me je een geheimpje verklappen, mijn lieve kleindochter. Ik draag dat gevoel altijd met me mee.’
Tijdlijn 3
‘Oma, wilt u nog eens over vroeger vertellen?’
‘Natuurlijk, kind. Je wilt weten hoe het was vóór de Great Awakening, hè?’
‘Ja. Hadden jullie toen ook al dieren die bij jullie in huis woonden?’
‘Jazeker! We waren dol op onze huisdieren. Iedereen had wel een hond of een kat, of anders een hamster of een papegaai. We gingen ermee op pad en jullie kinderen konden er eindeloos mee spelen. Kinderen hielden bijna nog meer van dieren dan volwassenen! Het was wel jammer dat sommige huisdieren verwaarloosd werden en vaak alleen thuis zaten als de mensen aan het werk waren.’
‘En wat gebeurde er toen, oma?’
‘Op een dag stuurde de regering een heleboel soldaten op pad met de opdracht dat ze alle huisdieren moesten ophalen. Iedereen had een brief thuisgekregen dat huisdieren niet langer veilig en hygiënisch werden geacht, dus afgemaakt moesten worden. Nou, dat ging mooi niet door! In ieder dorp kwamen de mensen met hun huisdieren bij elkaar, in ons dorp ook, en toen de soldaten kwamen, joegen we ze weg. We waren niet bang en we waren met zoveel dat de soldaten afdropen. De mensen beseften toen eigenlijk pas hoeveel hun huisdieren voor ze betekenden en gingen veel beter voor ze zorgen.’
‘Maar u at vroeger toch vlees, oma?’
‘Dat klopt, schat, maar geen huisdieren. Het is een beetje raar, ik geef het toe, maar we hadden andere dieren, zoals koeien en varkens, die we fokten om op te eten. Nog veel eerder in de geschiedenis van de mensheid hadden we een afspraak met sommige dieren dat we ze mochten opeten als we anders de hongerdood zouden sterven, maar toen ik klein was, was dat volledig uit de hand gelopen. We hadden vleesfabrieken waar hele ongelukkige en zieke dieren gefokt werden en op een gruwelijke manier gedood werden. Het was onmenselijk en zorgde voor veel leed. Het was een blinde vlek in ons bewustzijn. Pas tijdens de Great Awakening gingen we zien waar we mee bezig waren en sloten we de vleesfabrieken. Veel dieren stierven toen we ze bevrijdden, want ze waren nog nooit buiten geweest, maar andere dieren hadden nog een mooie oude dag.’
‘Wat at u verder, oma?’
‘Oh, het was toen heel anders dan nu. Niet alleen aten we toen veel meer vlees, maar we aten van alles teveel, en veel eten uit de winkel was heel erg ongezond. Dat kwam omdat de voedingsindustrie, net zoals alle industrieën, geobsedeerd was door geld. Geld was destijds ook een blinde vlek, die vrijwel de hele mensheid in slavernij hield. De meeste mensen waren verslaafd aan suiker en vet en te druk met geld verdienen om tijd te hebben hun eigen eten te verbouwen. De meeste mensen wisten niet eens hoe ze groenten moesten verbouwen!’
‘Echt, oma? Wat erg!’
‘Ach kind, het was vreselijk. Er waren prachtige boomgaarden die verpieterden en waar niemand meer het fruit kwam plukken. Iedereen voelde zich afhankelijk van de voedingsindustrie. Mensen waren het contact met hun lichaam kwijtgeraakt en konden niet meer voelen waar ze behoefte aan hadden, dus ze aten alles door elkaar, op de meest rare tijden. Pas bij de Great Awakening gingen we ons lichaam weer voelen en respecteren en gingen we weer eten zoals de natuur het bedoeld had. Dat was zo mooi om mee te maken. Ziekten verdwenen als sneeuw voor de zon en het leek wel alsof alle mensen mooier en jonger werden. Mensen gingen weer lachen en spelen en iedereen met een stukje grond ging weer groenten verbouwen. Al snel werd ook de grond herverdeeld en kregen alle mensen een lapje grond, waarbij de grond waarop oude fruitbomen stonden het populairst waren. Mensen leerden ook weer met bomen praten en ze hoorden de oude fruitbomen fluisteren: ‘We zijn blij dat jullie weer terug zijn. We dachten even dat we jullie definitief kwijt waren.’
Weet je dat er in die tijd miljoenen kinderen geboren werden die geen eigen boom kregen bij de geboorte? Kun je je voorstellen hoe ontworteld ze zich voelden?’
‘Nee, dat kan ik niet, oma.’
‘Goed zo, kind. Ik ben blij dat je je dat niet kunt voorstellen.’
‘Oma, mag ik nog iets vragen?’
‘Natuurlijk schat, je mag me altijd alles vragen.’
‘Hoe werden vroeger de kinderen geboren?’
‘Dat was over de hele wereld verschillend, maar in het Westen was het nogal een gedoe. Je weet, voor de Great Awakening waren we het contact met de natuur en ons eigen lichaam grotendeels kwijt, en de medische industrie maakte ons wijs dat ze ons gezond konden maken en houden als we deden wat zij zeiden. Zo werd ook de zwangerschap en de bevalling gekaapt door industrieën die er zelf ook niks van snapten. Mensen hadden nog tot op zekere hoogte vrije wil en zo kozen vrij veel mensen nog steeds voor een min of meer natuurlijke zwangerschap en bevalling, maar steeds meer mensen werden toch aangestoken door de bangmakerij en lieten zich pillen, onnodige controles en keizersnedes aanpraten. Pas bij de Great Awakening gingen we weer de aanwezigheid van onze voorouders voelen en herinnerden we ons de miljoenen jaren wijsheid die in ons lichaam opgeslagen lag. De angst voor de levenscyclus verdween en baby’s werden weer op natuurlijke wijze geboren.’
‘Hoe oud werden de mensen vroeger, oma?’
‘Toen ik zo oud was als jij werden de mensen niet veel ouder dan 80, maar veel mensen stierven veel eerder aan de een of andere ziekte.’
‘Oh, zo jong, oma?’
‘Ja kind. Dat kwam omdat we zo ongezond leefden, maar meer nog omdat de meeste mensen ongelukkig waren. Je moet niet vergeten dat we destijds in slavernij leefden en allemaal gehypnotiseerd waren. Ergens voelden we wel aan dat er iets niet klopte, maar de meesten van ons hadden zo veel levens meegemaakt waarin we ons volkomen machteloos voelden, dat we niet beter wisten. Pas bij de Great Awakening kwam ons geheugen terug en herinnerden we weer dat we geen slaven waren, maar meesters.
Er is zoveel veranderd sinds die tijd, schat. We geloofden destijds tot in het diepst van ons wezen dat we niet bij machte waren om de werkelijkheid te veranderen. Achteraf zeiden we tegen elkaar: ‘Hoe is het mogelijk? Hoe konden we het vergeten?’
‘Ja, hoe konden jullie het vergeten, oma? Dat wil ik ook wel weten.’
‘Lieve schat, daarop moet ik je het antwoord schuldig blijven. Je oude oma weet helaas niet alles. Ik weet niet hoe we destijds zo ver van onze kern afgedwaald zijn, maar wat ik wel weet is dat we onze weg naar huis weer gevonden hebben. Jij en ik leven in de Tuin van Eden. Het is ons eindelijk gelukt het paradijs op aarde te verwezenlijken, en al is het een paar duizend jaar later dan gepland, het is gelukt.’
‘Ik ben blij dat het gelukt is, oma. En ik ben blij dat u mijn oma bent.’
‘Ik ook, kind. Ik ook.’
‘Gaat u mee naar buiten, oma?’
‘Graag! Kom Luna, we gaan.’
Sanne Burger
sanneburger.com
Wat een verademing dat er nog een derde tijdlijn kwam. Ik schrok me rot. Ik dacht: “Nou Sanne, ik vind dit allebei doemscenario’s en bedankt!” Hahaha, jij kan de mensen af en toe wel aan het schrikken maken zeg! Ik dacht even dat je de moed aan het opgeven was! 😉
Door jouw reactie heb ik dan toch nog maar even verder gelezen! Ik was afgehaakt na de 2e versie….
Dus bedankt!😜
De moed opgeven? Never!
Ik ga voor 2 💖🙏
Waarom voor 2??
Nee toch ?!
Ik ga absoluut voor 3 👍❤️
Francis
Ik ga voor drie.
Mooi verhaal! Ook wel realistisch denk ik.
😊🙏🏼❤️