Ik ben één keer in mijn leven gearresteerd, toen ik in Peru woonde. Dat ging zo: op een morgen ging ik boodschappen doen op de markt. Zoals altijd had ik mijn hond bij me, Coski. Coski was de liefste hond die je je kunt voorstellen. Hij deed nooit een vlieg kwaad. Hij was zo groot als een Sint Bernard en iedereen kende hem. Sommige mensen noemden hem ‘de burgemeester van Pisac’, omdat hij zo’n koninklijke uitstraling had. Vaak deed hij zelf zijn rondje door het dorp, waar hij van iedereen snoepjes en knuffels kreeg. Terwijl ik op die ochtend mijn groenten uitzocht, lag hij gemoedelijk naast me op de grond, zijn voorpoten gekruist.
Op een gegeven moment kwamen een moeder en haar dochter naast me staan. Ik schonk geen aandacht aan ze, tot het meisje van een jaar of vijf zich over Coski heen boog en hem vol op zijn kop spuugde. Ik wist niet wat ik zag! Ik voelde woede in me opwellen: kom niet aan mijn hond! Hij heeft niks gedaan! Ik overwoog haar een standje te geven, maar omdat noch Coski, noch haar moeder iets gemerkt hadden, besloot ik het te laten gaan. Met een stukje papier veegde ik de klodder spuug van zijn kop. Gadver. Toen het meisje een minuut of twee later opnieuw haar keel schraapte, haar neus ophaalde en zich voorbereidde om het nog een keer te doen, gaf ik haar een tik op haar achterhoofd, greep ik haar bij haar arm en trok ik haar opzij. Ze keek verstoord op.
Ik keek haar streng aan en zei in mijn gebrekkige Spaans: ‘No es tratar a los animales! Zo ga je niet met dieren om!’
Maar nog voor ze kon reageren werd ze door haar moeder aan haar andere arm gegrepen. Ze trok haar dochter naar zich toe en gilde tegen mij: ‘Ik heb het wel gezien! Jij hebt mijn dochter geslagen! Hoe durf je, jij afschuwelijke gringa! Iedereen heeft het gezien. Jij bent slecht!’
Het meisje begon door de uitbarsting van haar moeder hard te huilen, terwijl haar moeder maar tegen me bleef gillen.
Ik zei zo rustig mogelijk: ‘Sorry, maar je dochter spuugde net mijn hond op zijn hoofd en ze wilde het nu net nog een tweede keer doen. Je zou haar eens moeten leren hoe ze met dieren om moet gaan.’
Het was stil geworden op de markt, op het gegil van die vrouw na. Alle ogen waren op ons gericht. Toen ik merkte dat ze alsmaar kwader werd, wat ik ook zei, besloot ik om te vertrekken.
Ik betaalde, pakte mijn tassen, zei: ‘Kom, Coski, we gaan’ en vertrok.
Coski kuierde gemoedelijk achter me aan.
Toen ik thuiskwam merkte ik dat ik nog steeds aan het natrillen was van de schrik. Ik was heel erg geschrokken van de uitbarsting van die vrouw, maar ik twijfelde ook aan mezelf. Was het fout dat ik dat meisje een tik gegeven had? Ik had er niet over nagedacht, het ging helemaal vanzelf, maar was dat niet juist verkeerd? Had ik haar pijn gedaan? Nee, ze begon pas te huilen toen haar moeder haar vastgreep. Maar toch … was het fout wat ik had gedaan? Ik ging naar een vriendin en vertelde haar in geuren en kleuren het hele verhaal. Ze reageerde precies zoals ik had gehoopt.
‘Wat?!’ riep ze, ‘deed ze dat echt? Oh, als ze dat bij mijn hond gedaan had, had ik haar nog veel steviger aangepakt!’
Enigszins gerustgesteld ging ik weer naar huis. Eind goed, al goed, dacht ik, maar nee. Een uur later zag ik twee moto’s voor mijn huis stoppen. Er kwamen twee politieagenten uit en jawel, de moeder van het meisje, met nog steeds een oorlogszuchtige blik in haar ogen.
Ze wees naar mij en zei tegen de agenten: ‘Daar is ze! Zij heeft mijn kind mishandeld!’
De vrouwelijke agente keek me verwijtend aan – blijkbaar had ze al besloten dat ik schuldig was – en vroeg: ‘Is dit waar?’
‘Nou, nee’, zei ik, ‘maar ik heb haar kind wel een standje gegeven toen ze mijn hond op haar hoofd spuugde.’
‘Heb je haar aangeraakt?’ vroeg de agente.
‘Ja’, zei ik.
‘Dan moet je mee naar het bureau’, oordeelde de agente. ‘Nu meteen. Instappen. Neem je paspoort mee.’
Ik pakte mijn paspoort en stapte in de moto. Een moto is een soort riksja waar net twee mensen inpassen, op een bankje achter de bestuurder. Ik zat met de agente in een moto en de vrouw zat in de andere moto met de andere agent. De agente was heel dik en we zaten dicht tegen elkaar aan. Het leek haar niet te deren. Zo reden we zwijgend naar het politiebureau, dat zich pal naast de markt bevond. Ik wist niet of ik moest huilen of lachen.
Toen we aankwamen stapte de agente uit en zei tegen mij: ‘Paspoort. Betalen’.
Ik stond perplex, maar besloot niet moeilijk te doen, gaf haar mijn paspoort en betaalde de moto. Die kostte toch nauwelijks iets, 80 cent ofzo. We liepen met zijn vieren zwijgend de trappen op naar het politiebureau. Het was druk.
De agente wees naar een bank in de entree en zei: ‘Ga daar zitten.’
Ik deed braaf wat me gezegd werd en keek hoe de vrouw met een brede grijns met de agenten meeliep, een van de kantoren in. Ouwe jongens krentenbrood, zo leek het.
Een minuut of tien later, waarin ik steeds zenuwachtiger werd, kwam de agente naar me toe, met mijn paspoort opengevouwen.
‘Je verblijfsvergunning is verlopen’, zei ze. ‘Je moet vanavond het land uit.’
Ik kreeg bijna een hartverzakking en de tranen sprongen in mijn ogen. Shit. Het was waar, ik had mijn verblijfsvergunning laten verlopen, maar meestal was dat geen probleem. Bijna iedereen deed het. Je kon het ook later verlengen en dat kostte je een dollar per dag. Maar nu was het ineens wel een probleem. De vrouw die me had laten arresteren stond van een afstandje te kijken, met haar armen over elkaar en een triomfantelijke blik in haar ogen. Als een roofdier dat net gegeten heeft, dacht ik. Ik ontweek haar blik, want ik voelde me ellendig en ik was bang dat ik zou gaan huilen. Dat beviel haar niet.
Ze liep op een groepje mannen af die daar stonden te wachten, wees naar mij en zei: ‘Kijk, dat is een kindermishandelaar. Zij heeft mijn kind geslagen.’
De mannen draaiden zich naar me om en keken me vernietigend aan. Ik voelde me steeds kleiner worden. Andere mensen hadden ook gehoord wat de vrouw zei. Iedereen in de hal keek naar me alsof ik een misdadiger was. Iemand die kinderen mishandelde. Het ergste soort.
‘Zo voelt het dus om aan de andere kant van de wet te staan’, dacht ik.
Ik voelde me machteloos en overgeleverd aan het oordeel van de politieagenten, die mijn paspoort hadden. Mijn gedachten raceten. Als ik echt die avond het land uit moest, hoe moest het dan met Coski? Ik bedacht dat ik mijn vriendin zou vragen of zij voor hem wilde zorgen. Zij zou het zeker begrijpen. Hoe het verder moest met mijn werk, mijn spullen, mijn afspraken, mijn vrienden, het leven in Pisac dat ik had opgebouwd, wist ik niet. Ik was in shock, ik kon niet meer helder denken.
Ik denk dat ik daar twee uur op dat bankje gezeten heb, volledig verlamd. De langste twee uur van mijn leven. Uiteindelijk vertrok de vrouw, na mij nog een laatste dodelijke blik toegeworpen te hebben. Vijf minuten later kwam de agente naar me toe en gaf ze me mijn paspoort terug.
Ze ging vlak naast me zitten en zei op gedempte toon, zodat verder niemand het kon horen: ‘Zorg dat je je verblijfsvergunning verlengt, okee? Wij kennen deze vrouw maar al te goed. Ze is gek, ze komt hier iedere week om aangifte te doen of over iets onbenulligs te klagen. Wij moeten wel procesverbaal opmaken, want dat is verplicht en anders blijft ze maar terugkomen, maar maak je geen zorgen. Het procesverbaal gaat in een la en daar zul je verder niks van horen. Maar verleng wel je verblijfsvergunning, anders moeten we je daarvoor vervolgen, of we dat nou willen of niet.’
Dat had ik niet verwacht.
Mijn opluchting was zo groot dat ik haar wel om de hals wilde vliegen, maar ik beheerste me en zei alleen maar: ‘Dankjewel, dankjewel. Dat zal ik doen. Dankjewel.’
De politieagente zuchtte en knikte. Ze zag er ineens een stuk symphatieker uit. Ze gaf een vriendelijk kneepje in mijn bovenbeen, stond op en liep weg.
Een minuut later stond ik beduusd buiten en hoorde ik mijn naam roepen: ‘Sanna, amiga! Ven! Kom hier!’
Het was de mamita van de stand waar het drama die ochtend had plaatsgevonden. Ze gebaarde druk dat ik naar haar toe moest komen.
‘Oh shit’, dacht ik. ‘Wat zal zij wel niet denken?’
Ik liep aarzelend naar haar toe, bang voor haar oordeel. Toen ik eenmaal bij haar stand stond kwam ze naar me toe en omhelsde ze me stevig.
‘Arme schat!’, zei ze. ‘Wij hebben alles gezien hoor! Dat mens maakt altijd ruzie en het was goed dat je haar dochter een lesje leerde! Is alles goed met je?’
Dat vond ik zo lief dat ik mijn tranen niet meer kon bedwingen en midden op de markt in huilen uitbarstte. Er kwamen nog meer mamita’s naar ons toe om hun medeleven te tonen en mij te troosten. Ik kreeg zakken vol met fruit toegestopt en voelde hoe mijn vertrouwen in de mensheid en in mezelf weer terugkeerde. Ik voelde me even geliefd als Coski. Die avond vertrok ik naar Bolivia, mijn vriendin paste op Coski, en verlengde ik mijn verblijfsvergunning. Ik heb nooit meer iets gehoord van het procesverbaal. Heel af en toe kwam ik de vrouw die me had laten arresteren nog tegen in het dorp, samen met haar dochter. Het meisje groette me altijd vrolijk – zou ze vergeten zijn wat er gebeurd was, of juist niet? De vrouw negeerde me en dat vond ik helemaal prima.
Vanochtend zag ik een compilatiefilmpje voorbijkomen waarin Biden, verschillende celebrities en nieuwskanalen zeggen:
“Dit is een pandemie van de ongevaccineerden. Deze wandelende broedplekken voor de meest gevaarlijke virusmutaties lopen hier zomaar vrij rond. Dat is belachelijk! Deze mensen verspreiden ziekte en dood, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen, en zeker voor diegenen wiens plek in het ziekenhuis ze deze winter zullen bezetten. Ongevaccineerden zouden toegang tot het ziekenhuis geweigerd moeten worden. In een wereld van terreur en dreiging, weet je wie onze grootste vijand is? De ongevaccineerden. Het is hun schuld dat Covid-19 nog steeds niet overwonnen is en er steeds nieuwe uitbraken komen. Er zouden meer beperkingen moeten komen voor de ongevaccineerden. Omdat zij zonodig keuzevrijheid willen, gaan mensen dood. Wat is dat voor vrijheid? Het zijn de gevaccineerden die onze IC’s overspoelen en de ruimte innemen die we nodig hebben voor andere zieken. Onze gezondheidszorg stort in en dat is hun schuld. Vaccinatie zou verplicht moeten worden en nageleefd door het militaire wezen. Laat de ongevaccineerden hun recht maar verdedigen in de rechtbank.”
Tegelijkertijd las ik in een artikel dat meer dan 80% van de mensen die nu met zogeheten Covid in het ziekenhuis liggen, gevaccineerd zijn. Los van wat er nou precies met Covid bedoeld wordt, los van alle discussie over het gevaar van virussen en vaccins: dit is gewoon statistiek van het CDC en het RIVM. Wat hierboven beweerd wordt, dat ongevaccineerden verantwoordelijk zijn voor de pandemie, is dus onzin, maar dat lijkt niet uit te maken. Vera Sharav zegt in haar toespraak van 20 augustus jongstleden, die ze hield ter ere van het 75-jarig jubileum van de Neurenberg code:
“Het doel van de Holocaust herdenkingen is om toekomstige generaties te waarschuwen en te informeren over hoe een verlichte, beschaafde samenleving kan worden omgevormd tot een genocidaal universum dat wordt geregeerd door absolute morele verdorvenheid. … Door het uitroepen van de noodtoestand in 1933 en 2020 werden grondwettelijk beschermde persoonlijke vrijheid, wettelijke rechten en burgerrechten van tafel geveegd. Repressieve, discriminerende decreten volgden. In 1933 waren de Joden het voornaamste doelwit van discriminatie. Vandaag zijn het mensen die weigeren zich te laten injecteren met experimentele, genetisch gemanipuleerde zogenaamde vaccins.”
Zie je de analogie? Zo gemakkelijk is het dus om mensen te demoniseren. Het maakt niet uit of de beschuldiging waar is of niet – als het een bepaalde snaar raakt, gaan mensen zonder erover na te denken erin mee en voelen ze zich gerechtvaardigd die persoon of groep te veroordelen en buiten te sluiten.
‘Dan had ze zich maar moeten laten vaccineren. Dan had ze zich maar aan de regels moeten houden. Dan had ze dat kind maar niet moeten slaan.’
De kracht van dit soort manipulatietactieken is enorm. Als mensen met status en autoriteit het zeggen: de president van Amerika, hoe dement hij ook is, Whoopi Goldberg of Oprah Winfrey, die beroemde verslaggever of die politie-agent, dan zijn mensen maar al te bereid om mee te gaan in het narratief. Ook degene die beschuldigd wordt, kan onzeker worden en aan zichzelf gaan twijfelen.
Ik hoop dat er meer mamita’s zijn in de wereld. Mensen die nog in staat zijn om goed te kijken wat er werkelijk speelt en niet bang zijn om op grond van hun eigen observaties een oordeel te vellen en daarnaar te handelen.
Sanne Burger
sanneburger.com
Kijk hier het genoemde filmpje:
Lees hier een van de recente artikelen die laten zien dat er geen pandemie van ongevaccineerden is, maar een pandemie van vaccinatieschade:
80% van de coronapatienten was gevaccineerd, blijkt uit cijfers van het RIVM.
Het is wereldwijd niet anders.
Wat een geweldig artikel! Ja, de vergelijking met 1933 is zeer duidelijk, maar we geven niet op net zo als de mensheid voor een groot gedeelte heeft gedaan in vroegere dagen, want die mensheid heeft nog veel te leren. Dat er al een tweedeling bestaat in de wereldwijde samenleving is duidelijk en dat het duister dit omwille van het machtsbehoud wenst te benadrukken ook, maar één ding zien zij bewust over het hoofd en dat breekt hen binnen niet al te lange tijd op. Dus lieve mensen we houden vol, want eerlijkheid hoef je niet te bewijzen, maar eenvoudigweg uitstralen!
Hartegroet uit het Oosten van NL,
Harrie
O Sanne, wat een verhaal. Maar ik kan me dat onzettend goed voorstellen, alsof ik het was… Wat een lieve hond.
Beste Sanne,
Ik lees je artikelen altijd graag al is het omdat er simpelweg altijd gevoel in de geschreven woorden zit.
Kreeg toch een paar kleine plaatsvervangende tranen in mijn ogen van het stukje met die lieve mamita’s.
Tot het volgende artikel 😉
De boodschap van generaal Christian Blanchon als eerbetoon aan de ongevaccineerden
Ze zijn er, aan je zijde, ze lijken normaal, maar het zijn superhelden.
Zelfs als ik volledig gevaccineerd zou zijn, zou ik de ongevaccineerden bewonderen omdat ze de grootste druk die ik ooit heb gezien, ook van echtgenoten, ouders, kinderen, vrienden, collega’s en artsen, hebben weerstaan.
Mensen die tot een dergelijk karakter, moed en kritisch vermogen in staat zijn, belichamen ongetwijfeld het beste van de mensheid.
Ze zijn overal te vinden, in alle leeftijden, opleidingsniveaus, landen en meningen.
Zij zijn van een bijzondere soort; zij zijn de soldaten die elk leger van het licht in zijn gelederen wenst te hebben.
Zij zijn de ouders die elk kind zou willen hebben en de kinderen waar elke ouder van droomt.
Zij zijn wezens die boven het gemiddelde van hun samenlevingen uitsteken, zij zijn de essentie van de volkeren die alle culturen hebben opgebouwd en horizonten hebben veroverd.
Ze zijn er, aan uw zijde, ze lijken normaal, maar het zijn superhelden.
Zij deden wat anderen niet konden, zij waren de boom die de orkaan van beledigingen, discriminatie en sociale uitsluiting weerstond.
En ze deden het omdat ze dachten dat ze alleen waren, en geloofden dat ze alleen waren.
Uitgesloten van de kersttafel van hun families, hebben ze nog nooit zoiets wreeds gezien. Ze verloren hun baan, ze lieten hun carrière in het honderd lopen, ze hadden geen geld meer… maar het kon ze niets schelen. Ze leden onder onmetelijke discriminatie, aanklachten, verraad en vernederingen… maar ze gingen door.
Nooit eerder in de mensheid is er zo’n casting geweest, we weten nu wie de rebellen zijn op de planeet Aarde.
Vrouwen, mannen, oud, jong, rijk, arm, van alle rassen en alle religies, de ongevaccineerden, de uitverkorenen van de onzichtbare ark, de enigen die zich wisten te verzetten toen alles uit instortte.
U bent het, u bent geslaagd voor een onvoorstelbare test die veel van de zwaarste mariniers, commando’s, groene baretten, astronauten en genieën niet konden doorstaan.
U bent gemaakt van het materiaal van de grootste die ooit hebben geleefd, die helden geboren onder gewone mannen die schitteren in het donker.
– Christian Blanchon, generaal van het Franse leger