Mijn moeder droeg nooit een muts

Sanne Burger

18 september 2024

Mijn moeder droeg nooit een muts.
“Dat voelt niet lekker”, zei ze.
“Veel te warm. Ik wil de wind door mijn haren voelen.”
Mijn moeder sjeesde op de fiets.
Ze fietste niet, ze sjeesde.
Als de buren een schim voorbij zagen flitsen, dan was het mijn moeder.
Mijn moeder vergat soms dat ze oud was en niet langer met twee volle boodschappentassen aan het stuur kon fietsen.
Dan kwam ze uit de supermarkt, vergat ze de boodschappen in haar fietstassen te doen, hing ze ze zonder nadenken aan het stuur, begon ze te fietsen en viel ze om.
Stomverbaasd.

Mijn moeder was ongeduldig.
Als je bloemen meebracht, zei ze: “Mooi, hoor. Zet ze zelf maar in de vaas. Maar wel netjes schuin afsnijden, hè? De snoeischaar ligt rechts in het laatje.”
Alsof ik dat ondertussen niet wist, na honderd bossen bloemen.
Als mijn moeder een pak koffie openmaakte, dan was dat meestal vloekend.
“Verdomme, ik krijg het niet open”, zei ze dan. “Doe jij het maar!”
Meestal was de verpakking dan al half kapot gescheurd.
Op het laatst wilde ze ook geen planten meer.
“Nee hè, niet weer een plant”, zei ze dan.
“Je mag geen planten meer meebrengen!
Al dat gedoe. Ik wil geen spullen meer, ik wil juist van mijn spullen af!”

Mijn moeder gaf graag complimenten.
Dan zat ze met een tevreden uitdrukking naar ons, haar kinderen, te kijken en zei ze:
“Wat heb ik toch een knappe kinderen.
En wat hebben jullie toch mooie tanden.
Ik ben zo trots op jullie.”
Zelf had ze veel problemen met haar gebit.
Ze probeerde altijd om niet te lachen op de foto, maar vaak lukte dat niet.
Ze lachte te graag.
Op het laatst vielen al haar kronen uit.
“Dat is de straf voor mijn ijdelheid” zei ze en meteen daar achteraan:
“Nee, dat trek ik in. Ik geloof daar niet meer in.”

Mijn moeder kon ook echt een kreng zijn.
Dan kwam je op bezoek, had je een nieuwe jurk aan en zei ze: “Die is zeker van de kringloop”.
Droeg je je favoriete laarzen onder een jurk, zei ze: “Ja, die laarzen verpesten het helemaal. Als een vlag op een modderschuit.”
Had je gekleurde sokken aan, zei ze: “Wat heb jij nou weer voor sokken aan? Hoe oud denk je dat je bent, 12 of zo?”
Een paar dagen na haar diagnose ging ik bij haar op bezoek.
Ik zei: “Mam, ik heb me zo’n zorgen gemaakt om je.”
“Net goed”, zei ze. “Ik heb me zoveel zorgen over jou gemaakt, nu mag het weleens andersom.”
Als ik na een bezoekje wegging, stond ze altijd op de stoep om me uit te zwaaien, hoe beroerd ze zich ook voelde.
“Laat je even weten als je veilig thuis bent?”
Een van de laatste keren stapte ik in de auto, draaide mijn raampje open en riep: “Dag lieve moeders!”
Ze stond hoofdschuddend naar me te kijken en zei half misprijzend, half bewonderend: “Je stapt in die ouwe bak alsof het een Rolls Royce is.”
“Mam, dat vat ik op als een compliment”, zei ik.
“Kind, dat is het ook”, zei ze. “Jij maakt van niets iets.”

Mijn moeder had een heel selectief geheugen.
De nare dingen vergat ze altijd.
Als je bij haar lunchte en je dronk geen beker melk, deed geen worst op je brood of je had je eigen rijstwafels mee, dan zei ze: “Wat een flauwekul. Kijk naar mij! Gewoon eten wat de pot schaft en je blijft je hele leven gezond.”
Dan vergat ze voor het gemak hoeveel ziekte en ellende ze zelf al had meegemaakt.

Mijn moeder herkende mensen die in een jappenkamp hadden gezeten uit duizenden.
Misschien omdat haar eerste en tweede man allebei in een jappenkamp hadden gezeten.
“Niet in hetzelfde kamp, hoor”, zei ze daarover.
“Dat zou wel heel toevallig zijn.”
Ik zat een keer met haar in de trein en er zat een rustige, wat teruggetrokken meneer in de coupé.
“Kijk, die meneer heeft in het kamp gezeten”, zei ze stellig.
“Hoe kun je dat nou weten, mam?” wierp ik tegen. “Dat kun je niet bewijzen.”
“Jawel hoor”, zei mijn moeder.
Ze stond op en ging tegenover de meneer in kwestie zitten.
“Meneer, mag ik u een hele brutale vraag stellen? Ik hoop niet dat ik u hiermee lastigval, maar heeft u vroeger in een jappenkamp gezeten?”
Ze vroeg het op zo’n ontwapenende manier dat de meneer in kwestie glimlachte en zei: “Ja, mevrouw, dat klopt”.
“Nou meneer”, zei mijn moeder, terwijl ze zijn knie aanraakte, “ik weet wat u heeft doorgemaakt, want mijn man heeft ook in een jappenkamp gezeten. Ik wens u het allerbeste.”
Toen kwam ze weer bij mij zitten.
“Zie je nou wel?”

Mijn moeder praatte met iedereen.
Ik ging een keer met haar naar de Praxis omdat ze erop stond een zaklamp voor me te kopen.
“Heb jij geen zaklamp in huis? Kind toch!”
Achter de balie stond een jongen met een grote bos blonde krullen.
Mijn moeder staarde hem aan en zei tenslotte: “Nou, ik ga het gewoon zeggen, hoor. Wat ben jij knap! Waarom werk je hier nog? Je zou zo een filmster kunnen worden.”
De jongen bloosde van blijdschap. Dat hoorde hij vast niet vaak van een 82-jarige nette mevrouw.

Mijn moeder had een geheugen als een olifant als het ging over vroeger.
Ze wist nog alles uit haar kindertijd en vertelde daar graag over.
Over hoe ze als zevenmaandskindje geboren werd, over haar vijf zussen en drie broers, over hoe ze verwend werd als jongste kind, over meneer pastoor, over biechten in de kerk, de nonnen van Don Bosco en natuurlijk Vader en Moeder.
Haar moeder was een soort heilige voor haar, bijna even heilig als Moeder Maria.
“Och, Moeder”, zuchtte ze steeds vaker de laatste maanden, toen ze ernstig ziek was en de moeilijke momenten talrijker werden.
“Och, Moeder Maria.”
Haar vader kende ze nauwelijks.
“Die had het veel te druk”, zei ze. “Volgens mij wist hij niet eens hoe ik heette. Ach, neem het hem eens kwalijk, met negen kinderen.”

Ze had het ook graag over de tijd dat wij, haar kinderen, nog klein waren.
“Dat waren de meest gelukkige jaren uit mijn leven”, zei ze vaak.
“Mijn vier kinderen baren is het mooiste wat me ooit overkomen is.”
Dat maakte het voor ons, haar dochters, gemakkelijk om te baren.
Ik was verbaasd dat het pijn deed toen ik mijn eerste kind kreeg, want daar had ze het nooit over gehad.
“Welnee, ik voelde er niks van”, zei ze.
“Zelfs bij jou niet! Jij was zo’n dikke baby dat ik meteen naar het ziekenhuis moest om gehecht te worden, maar ik was dronken van geluk en ik voelde niks.”

Mijn moeder hield erg van uitdrukkingen.
“Ieder huisje heeft zijn kruisje.”
“Het is niet alles goud wat er blinkt.”
De ergste vond ik: “Je moet niet de hand bijten die je voedt.”
Laatst kwam ze nog met een nieuwe: “Je leert je kinderen praten, maar je kinderen leren jou om te zwijgen.”
“Diep, mam”, zei ik.
“Ja hè”, zei ze. “En het is nog waar ook.”
Ze vertelde vaak het verhaal van hoe Jan toen hij nog een klein jochie was verontwaardigd reageerde toen ze zei: “Het is hier een huishouden van Jan Steen.”
“Denk aan de arme kindertjes in Afrika”, zei ze als we een halve boterham lieten liggen, ook toen we allang volwassen waren.
“Denk aan het vrouwtje van Stavoren”, zei ze als ze vond dat we niet zuinig genoeg waren – en dat was vaak.
Ze had ook zo haar eigen uitdrukkingen.
Als je haar te snel of onhandig een kus gaf, riep ze altijd: “Niet op de lippenstift!”
Ze was ook dol op verkleinwoordjes: Jantje, Leelee, Loesje, Eersje, Sanneke, sherrietje, muziekje, kleertjes.
Vroeger irriteerde dat me mateloos, maar naarmate ik ouder werd, vond ik het lief.

Erik was mijn moeders grote liefde.
Na 20 jaar gingen ze eindelijk trouwen en samenwonen.
“Nou, als ik niet alles geregeld had, was het nooit gebeurd”, zei ze.
“Maar blij dat hij was!”
Toen ze oud waren en in de woonkamer elk op hun eigen bank zaten, nog geen drie meter uit elkaar, zwaaiden ze naar elkaar en wierpen ze elkaar kushandjes toe.
Ze deden dansjes in de woonkamer, zelfs toen Erik bijna niet meer kon lopen van de Parkinson.
Als ze er samen op uit gingen in de auto – mijn moeder reed, Erik kon niet meer rijden – werkten ze elkaar op de zenuwen.
“Nee, hier linksaf! Nee, bij de volgende!”
“Oh, moeder!”
Na zijn dood zei ze: “Ik ga niet jokken, het was geen gemakkelijk mens, maar als je van iemand houdt, neem je dat er op de koop toe.
Ons Moeder zei altijd: ‘Kind, ge houdt veuls te veul van hem.’
‘Moeder, dat klopt’, zei ik dan, ‘maar ik kan er niks aan doen’.”
Na Eriks dood was de glans er voor mijn moeder wel een beetje af.
“Ik vind er niks meer aan”, zei ze soms eerlijk.
“Ik heb geen doel meer.”
Vijf jaar later ging zij ook.

Mijn moeder kon zich niet voorstellen dat sommige mensen niet in staat waren om lief te hebben.
Het ging haar zo gemakkelijk af.
Ze had zelfs van haar eerste man gehouden, de vader van haar kinderen, ook al had hij haar zoveel verdriet gedaan.
“Zou hij nou echt niet van mij gehouden hebben?”, mijmerde ze weleens hardop. “Ik zou het hem toch eens willen vragen.”
Vreselijk vond ze het als een van haar reislustige kinderen weer naar het buitenland vertrokken, als ze het verkeerde vriendje hadden, als ze niet de goede studie of baan kozen of als ze andere keuzes maakten die ze niet begreep.
“Tranen met tuiten heb ik om jullie gehuild”, zei ze vaak half verwijtend, half vergoelijkend.
“Ik vergeef, maar ik vergeet niet! Jullie meiden waren verschrikkelijke pubers. Vooral jij, Sanne. Weet je nog, die vreselijke brieven die je me schreef? Ik heb ze nog ergens, hoor. Zal ik ze pakken?”

Mijn moeder kon een ongelooflijke bemoeial zijn.
Ze vulde altijd in voor een ander.
“Het gaat niet goed met je, ik hoor het aan je stem”, zei ze dan aan de telefoon.
Soms had ze gelijk, maar de grens tussen haar intuïtie en haar bezorgdheid was volslagen onduidelijk.
Dan was ik in haar fantasie al dood en begraven als ze me een dag niet kon bereiken en was ze woedend op me als er niets aan de hand was.
“Heb ik me voor niks zo druk gemaakt!”
Op de een of andere manier vond ze dat dat mijn schuld was.

Ik ben zo vaak en zo lang boos op haar geweest.
Boos over haar bezorgdheid en haar angsten.
Boos over haar verwijten en haar oordelen.
Boos omdat ze me niet begreep.
Boos omdat ze nooit mijn artikelen las.
“Als je er nou voor betaald zou worden”, zei ze dan cynisch.
Boos omdat ze vroeg: “Wat heet dat ook weer wat je doet?” en voor ik kon antwoorden zei: “Ach, laat ook maar. Ik snap toch niks van dat alternatieve gedoe van jou.”
Boos omdat ze bleef zeggen: “Wanneer ga je nou eens een echte baan zoeken?”
Boos op het feit dat ze maar niet kon verkroppen dat ik een ander pad liep dan het hare.
“Hoe kan ik nou trots op je zijn?” zei ze dan.
Alsof mijn leven haar toebehoorde.
Boos omdat ze het niet kon laten om te zeggen: “Had maar naar mij geluisterd” als ik het weleens moeilijk had.
Boos omdat ze me niet wilde helpen na mijn scheiding.
“Dan had je maar bij hem moeten blijven”, zei ze.
“Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.”
Boos omdat ze zei: “Jij verwacht teveel van het leven. Je moet eens met beide benen op de grond gaan staan.”
Boos omdat ze gesprekken afkapte met: “Ik wil het er niet over hebben.”
Boos omdat ze niet naar me luisterde en zich toch liet vaccineren.
Boos omdat ze me een complotdenker noemde.
Boos omdat ze altijd alles op zichzelf betrok.
“Weet je wel hoe erg dit voor mij is?”
“Slapeloze nachten bezorg je me.”
“Heb ik voor niks zo mijn best gedaan?”
“Hoe kun je me dit aandoen, na alles wat ik voor je gedaan heb?”
“Ik heb je nooit iets gevraagd”, bitste ik dan terug, maar diep van binnen voelde ik me schuldig.

Het was mijn schuld als zij ongelukkig was, geloofde ik.
Dat gevoel zat heel diep en ik verzette me er met hand en tand tegen.
Ik vocht om vrij te worden van dat verlammende schuldgevoel.
Ik liep op blote voeten, deed drugs, reisde naar de andere kant van de wereld, verbrandde alle schepen achter me – alles om maar te ontsnappen aan de verwijten van mijn moeder en het verstikkende schuldgevoel dat daaruit voortkwam.
Alsof vrijheid betekent dat je het tegenovergestelde doet van wat je verwacht wordt.
Dat heb ik lang gedacht. En gedaan.
Tot ik uiteindelijk mijn eigen weg vond.
Toen raakten haar oordelen me minder.
“Van jou heb ik het meeste verdriet gehad”, bleef ze tot op het laatst zeggen, maar langzaam maar zeker gingen de scherpe kantjes eraf.
“Misschien hadden we zoveel ruzie omdat we zo op elkaar leken”, zei ze kort voordat ze stierf.
“Ik was vroeger ook een rebel, hoor. Net als jij.”

Dat laatste jaar, toen ik veel bij haar was om voor haar te zorgen, deden we iedere middag samen een siësta in de woonkamer.
Een ‘siëstaatje’, zoals zij het noemde.
Zij op haar bank en ik op de andere.
“Hè, wat gezellig”, zei ze dan en viel meteen in slaap.
Ze snurkte vreselijk, maar ook ik dutte uiteindelijk in.
Als we dan na een poosje tegelijk wakker werden, vroeg ze op onschuldige toon: “Snurkte ik?”
“Ja, ontzettend”, antwoordde ik en dan lachten we allebei.
Op de een of andere manier werd dat iedere dag grappiger.

We hadden het vaak over haar naderende einde.
Ze was niet bang om dood te gaan.
Ze zei altijd dat ze 82 zou worden, net als haar moeder.
Dat is haar gelukt.
Ze was wel bang voor de pijn.
Ze was bang voor de lijdensweg die vooraf kan gaan aan de dood, zoals ze had meegemaakt bij Erik.
“Ik wou dat hem dat bespaard was gebleven”, zei ze.
Ze wilde ook zichzelf die lijdensweg besparen.
Dat is haar niet gelukt.

“Je gaat vast een praatje houden tijdens mijn uitvaart, hè Sanneke”, zei ze kort voordat ze stierf.
“Ja, dat wil ik wel, mam”, zei ik.
“Nou, maak er maar iets moois van, kind, dat kun jij goed. Maar niet overdrijven, hoor. Al dat ophemelen van mensen als ze eenmaal dood zijn, dat hoeft voor mij niet. Hou het maar gewoon bescheiden.”
“Mooi niet”, zei ik. “Ik ga juist heel erg overdrijven en zeggen dat je een heilige was.”
“Lillijk ding”, zei ze met een twinkeling in haar ogen.
Dat was een van haar koosnaampjes.
“Ik denk dat we het beste Ahoy kunnen afhuren, mam”, ging ik door.
“Want als iedereen komt van wie je houdt, dan is het uitvaartcentrum te klein.”
“Kind, wat kun je toch overdrijven”, zei ze plagerig.
“Maar je hebt wel een beetje gelijk, hoor. Ik hou van mensen, ik hou van het leven en ik hou het meest van jou.”

Die laatste maanden was er geen strijd meer tussen ons.
Er was alleen nog maar liefde.

Sanne Burger
sanneburger.com

14 Reacties

  1. Eleonora Balduk

    Wat een liefdevol relaas, ik hoor de moeder zelfs hierop reageren. Gecondoleerd met dit verlies. Tegelijk heb je zoveel dierbare herinneringen om te koesteren. Heel veel sterkte, met af en toe die zachte glimlach, wie weet geeft ze nog een teken.

    Antwoord
  2. Sandy Hof-Teeuwen

    Lieve Sanne, gecondoleerd met het overlijden van je moeder. Ik heb nog geregeld aan je gedacht (omdat je onze afspraak moest verzetten i.v.m. de situatie van je moeder). Wat een prachtig verhaal. Het raakt me diep. Blij voor jullie dat er alleen nog liefde was. Tot snel, Sandy

    Antwoord
  3. Tosca Akkerman

    Ontroerend mooi Sanne. Eerlijk, warm, empatisch en herkenbaar.

    Antwoord
  4. Daniela

    Dank je wel Sanne. Mooi om te lezen. Dank voor het delen. En alle goeds, in welke vorm dan ook. <3 Daniela

    Antwoord
  5. szgblokker

    Wat heb je dit heel mooi beschreven, ben er ontroerd van.

    Antwoord
  6. Claudia

    Wat een ongelooflijk mooi verhaal over je moeder, heel mooi geschreven.

    Antwoord
  7. Harrie Braam

    Sanne, van harte gecondoleerd met het verlies van jouw moeder. Ja, ik schrijf heel bewust van harte, omdat het gevoel vanuit mijn hart komt. Wat een prachtige brief heb je geschreven waar ik stil van word. Het brengt me terug naar het overlijden van mijn ouders waar ik ook menig traantje heb moeten wegpinken, omdat ik anders niet te verstaan was in mijn afscheidsrede. Ik zou nog wel door kunnen schrijven, maar stop er mee en laat je achter met een unieke ervaring, die jij op jouw manier beleeft en jouw verder in jouw leven plaatst waar je anderen mee van dienst kunt zijn. Dank je voor deze openhartigheid.

    Hartegroet uit het Oosten van NL,
    Harrie

    Antwoord
  8. Luz

    Gecondoleerd Sanne💜
    Moeders zouden niet mogen heengaan…

    Ontroerend mooi geschreven!

    Antwoord
  9. Helga Verhoeven

    Lieve Sanne,
    Gecondoleerd met je moeder. Je universele moeder met een universele dochter, Heel herkenbaar, en wat heb je het weer prachtig omschreven. Ik weet zeker dat ze heel trots op je zou zijn.
    liefs,
    Helga

    Antwoord
  10. Ursula M Eireiner

    Het is ontroerend, meeslepend mooi.
    UME

    Antwoord
  11. Wil

    Wat een mooi en openhartig verhaal, wat fijn dat jullie de laatste tijd tot elkaar gekomen zijn,
    Gecondoleerd , fijn dat je dit met ons deelt

    Antwoord
  12. Peter

    Lief…
    En herkenbaar!
    Liefs, Peter

    Antwoord
  13. Karen van den Hoek

    Lieve Sanne,

    Wat een ontroerend geschreven; je moeder zou zéker trots op je zijn 💝

    Sterkte en liefs van Karen

    Antwoord
  14. Koen

    Heel veel liefs, Sanne. Take care.

    Antwoord

Geef een reactie

You might like this too …

Geen Resultaten Gevonden

De pagina die u zocht kon niet gevonden worden. Probeer uw zoekopdracht te verfijnen of gebruik de bovenstaande navigatie om deze post te vinden.