2001 – Kathmandu, Nepal
Iemand vertelt me over haar: ‘Ze slaat je, ze steekt je met een mes en ze spuugt in je mond. Maar tegelijkertijd veegt ze je tranen af en zegt ze zachtjes niet te huilen.’
Het gaat over Lhamu, de beruchte en beroemde Tibetaanse genezeres die naar zeggen in haar eentje vanuit Tibet hierheen is gelopen, zoals zovelen destijds, op de vlucht voor de Chinese bezetters. Haar authenticiteit als genezeres is officieel erkend door de Dalai Lama. Ze woont vlakbij Bodhanath, de meest bekende pelgrimsplaats in Kathmandu. Ik ben in Kathmandu voor mijn Ancient Thai Massage opleiding. Op een avond gaan we naar Lhamu, ik en een paar andere cursisten. Twee keer per week houdt ze healingsessies bij haar thuis. Je moet er vroeg bij zijn, anders is het vol.
Ik ben een beetje bang als we de drie trappen naar haar armoedige flatje opklimmen. Lhamu en haar man verwelkomen ons. Hij is klein, één en al glimlach. Lhamu is groot en sterk. Een indrukwekkende vrouw van 64 jaar. We zijn te vroeg. We mogen in de keuken wachten. Lhamu komt naast me zitten, pakt mijn bovenbeen vast en zegt grinnikend iets in het Tibetaans. De vertaalster zegt: ‘Ze zegt dat je wel wat meer mag eten.’
Tegen de tijd dat de Fire Puja begint zit de kleine kamer stampvol mensen. De ene helft is Nepalees en Tibetaans, de andere helft bestaat uit een bonte mengeling toeristen. Er zijn vrouwen met slapende kinderen op schoot, broze oude mensen die door anderen gedragen worden, pasgetrouwde stellen en prachtige jonge vrouwen in sari. Wij toeristen kijken onze ogen uit, de Nepalezen negeren ons, alsof we er niet zijn. Het is bloedheet en drukkend. De gordijnen zijn dicht. Het is halfdonker. Het ruikt naar zweet, wierook en sari’s. Er is een constant geroezemoes in allerlei talen.
Lhamu zit voor ons op een geïmproviseerd podium en verkleedt zich. Ze zet een hoed op die lijkt op wat boeddhistische lama’s dragen. Ze trekt over haar eenvoudige kleding een bijzonder indrukwekkend en kleurrijk kleed aan. Ze gooit wierook in een schaaltje met brandende kolen, het gaat heftig roken en het wordt nog benauwder in de ruimte. Lhamu sluit haar ogen en begint plotseling te schudden. Ze gaat in trance. Dan spert ze haar ogen wijd open, pakt een handvol erwten en gooit deze krijsend naar ons toe. We deinzen allemaal achteruit. Het wordt doodstil.
Lhamu sluit haar ogen, zakt in elkaar en wacht. Iedereen wacht met haar. Haar man, die assisteert, gebaart dat de voorste in de rij naar voren mag komen. Het is een blanke man die voorovergebogen naar haar toe strompelt. Hij valt op zijn knieën voor haar neer en vertelt wat eraan scheelt. De vertaalster vertaalt. Hij heeft pijn in zijn rug. Al weken. Hij is bang dat het hernia is.
Lhamu pakt de man met gesloten ogen vast en trekt ongeduldig aan zijn shirt. Vragend kijkt de man naar Lhamu’s man. Hij knikt. De man trekt verlegen zijn bovenkleding uit. Lhamu draait hem om en schudt hem heen en weer. Ze geeft een paar harde klappen op zijn rug. De man vertrekt zijn gezicht van pijn. Dan pakt ze een koperen staaf en zet het ene uiteinde tegen zijn onderrug aan. Het gezicht van de man ontspant. Hij sluit zijn ogen. Ik zie hoe de koperen staaf voor de helft in zijn rug verdwijnt, alsof zijn rug boter is. Ik geloof mijn ogen niet. De man kijkt vredig. Hij heeft geen pijn.
Lhamu zuigt hard aan de koperen staaf. Haar man houdt een grote schaal voor haar op waar ze grote klodders van een zwarte substantie in spuugt. Het lijkt op teer. Het lijkt alsof ze dat zwarte teer uit de rug van de man zuigt. Er lijkt geen einde aan te komen. Enorme klodders spuugt ze uit. Dan houdt ze plotseling op, gooit de koperen staaf van zich af en geeft de man een harde duw. Deze valt voorover, krabbelt op en loopt soepel en rechtop terug naar zijn plek.
De één na de ander is aan de beurt. Het duurt uren. Bij de meeste mensen is Lhamu luidruchtig en hardhandig. Soms hanteert ze inderdaad een mes, waarbij het lijkt alsof ze diepe sneden maakt, maar er is nooit bloed. Ze spuugt ook, maar nooit in iemands mond. Bij anderen is ze zo zacht en lief dat ik tranen in mijn ogen krijg. Ik word zo moe dat ik af en toe bijna in slaap val. Andere mensen liggen ook te slapen, tegen elkaar aan geleund en met het hoofd op de schoot van degene die toevallig naast ze op de grond zit.
Dan ineens gebaart de man van Lhamu dat ik naar voren moet komen. ‘Ik?’, gebaar ik geschrokken. Hij knikt ongeduldig. Ik schudt heftig mijn hoofd en maak een afwerend gebaar. ‘Nee nee, ik niet. Je vergist je. Ik zit niet in de rij!’
Er gaat een afkeurend gemompel op. Mensen die achter me zitten duwen tegen mijn rug aan.
‘Ga nou maar!’, zeggen hun handen.
Ik loop met bonzend hart naar voren en kniel voor Lhamu neer. Die zit met gesloten ogen te dutten, lijkt het wel. Ik ben bang. Plotseling opent ze haar ogen, grijpt mijn arm beet en trekt me dicht naar haar toe. Haar ogen zijn vlakbij de mijne, wijd opengesperd, maar het lijkt alsof ze me niet ziet. Ik ben ineens zo bang als een klein kind en begin zachtjes te huilen. Ze schudt me door elkaar, trekt me nog dichter naar zich toe en roept iets in het Tibetaans. Het klinkt verontwaardigd.
‘Ze zegt dat je kerngezond bent’, zegt de vertaalster.
Ik ben bang dat Lhamu nu boos wordt dat ik haar kostbare tijd verspil. Ik wil me verdedigen en zeggen dat ik echt niet in de rij zat, dat het niet mijn schuld is, maar voordat ik de kans krijg geeft Lhamu me met vlakke hand een enorme klap bovenop mijn hoofd. Het duizelt me. Lhamu voelt mijn pols en vraagt iets in het Tibetaans.
‘Ze vraagt of je onlangs een relatie verbroken hebt’, zegt de vertaalster.
Ik knik en begin weer te huilen. Lhamu begint heel hard te lachen. Stomverbaasd kijk ik haar aan. Ze lacht zo aanstekelijk dat andere mensen ook gaan lachen. Als ze uitgelachen is begint ze heel snel te praten in het Tibetaans. Ik wacht op de vertaalster. Uiteindelijk is Lhamu klaar, sluit haar ogen en zwijgt. De vertaalster zegt:’Ze zegt dat je goed karma hebt, dat je kinderen gelukkig zullen worden, dat je kerngezond bent, dat je een mooie vrouw bent en dat je enige probleem is dat je zo dom bent dat je denkt dat hij de enige is.’
Weer lacht Lhamu. Dan pakt ze mijn hoofd stevig in haar beide handen, brengt haar mond naar mijn slaap en zuigt. Het is een vreemde sensatie, het heeft haast iets erotisch. Haar lippen zijn heel zacht, maar de zuigbeweging is heel krachtig. Het is alsof ze iets uit mijn hersenen zuigt. Haar man brengt de schaal omhoog en ze spuugt er klodders van datzelfde zwarte spul in als bij de man met de rugpijn. Van dichtbij zie ik dat het niet zwart maar donkerrood is. Ik word een beetje duizelig. Na drie of vier klodders schudt ze me nog eens flink heen en weer, omhelst me en zegt weer iets in het Tibetaans.
‘Ze zegt dat ze je hoogstpersoonlijk een nieuwe vriend zal bezorgen’, zegt de vertaalster droog.
Dan krijg ik een duw en tuimel achterover. Ik krabbel naar mijn plaats terwijl mensen me toelachen. Zelfs een jonge Nepalese vrouw lacht me stralend toe en zegt:
‘Good karma! You happy woman!’
______________________________________________________________
Echt gebeurd in 2001. Lhamu is inmiddels overleden, hoorde ik een paar jaar geleden van Rahul Bharti, mijn Ancient Thai Massage leraar. ‘Her healing method was very dangerous for herself’, zei hij. ‘She swallowed too much of that stuff. You better stick to Ancient Thai Massage.’
0 reacties